TIJDREIZEN

  jan nico mulderij
tbc

TBC en verpleging


Hoe mijn vader is genezen van longtuberculose.

Mijn vader heeft op zijn 22jarige leeftijd in WOII de ziekte tuberculose (TBC) gekregen: een longtuberculose in zijn geval, een ziekte waar velen aan gestorven zijn. Hij heeft het ternauwernood overleefd.
Zijn ziekteperiode was ongeveer 7 jaar. Eerst moest hij overleven met behulp van medicijnen en frisse lucht in een “tbc-huisje”, een huisje van het Witte Kruis dat in de tuin van zijn ouderlijk huis is gezet en waar hij dag en nacht inlag. De meest voorkomende symptomen van longtuberculose zijn aanhoudend hoesten, gewichtsverlies, nachtzweten, pijn in de borstkas en bloed ophoesten.

tbc

Voor de WOII had TBC de status een vaak fataal verlopende, nauwelijks behandelbare ziekte. Nederland had in 1900 ca. 5 miljoen inwoners en jaarlijks stierven er toen ongeveer 10.000 mensen aan tuberculose. In die tijd werd eigenlijk iedereen er uiteindelijk mee besmet, maar de meeste mensen genazen van de eerste besmetting zonder er zelf merkbaar ziek van te zijn geworden, waarna ze immuun waren.
Van de medicijnen van destijds is bekend dat deze matig werkzaam waren. De behandeling bestond voornamelijk uit rust in de buitenlucht, in een tuinhuisje dat mee te draaien was met de baan van de zon; en kuren in centra (sanatoria) met “gezonde lucht”, op de Veluwe of in het hooggebergte (bijvoorbeeld Davos). Pas na 1943 kwam antibioticum op de markt; dat werkte beter.
Zo ver ik weet heeft mijn vader voornamelijk op eigen kracht de tuberkelbacil er onder gekregen. In het begin kon hij er geen eten inhouden. Met een enorme sterke wilskracht bleef hij eten proberen tot de dag dat hij een bordje soep erin hield.
Op verjaardagen werd dat moment herverteld waarbij mijn oma en mijn vader elke keer weer in tranen schoten. Ze hadden gewonnen. Na deze doorbraak mocht mijn vader vanaf 1946 drie jaar kuren in het sanatorium Sonnevanck in Harderwijk. Daar is ook een groot deel van zijn linker long weggehaald. Ik ken hem ook als iemand die snel kortademig was.

tbcEen belangrijke vrouw voor mijn vader in de tijd van het TBC-huisje was de wijkverpleegkundige zuster Tinga, die het thuis kuren mogelijk maakte. Verpleging was in die tijd een echt vak, dankzij mensen als Florence Nightengale die na de Krimoorlog in de 19de eeuw diaconessen in Duitsland opleidde. In haar voetsporen werden ziekenoppassers ziekenverpleegsters.
Het verplegen van TBC-lijders was een aparte tak binnen de verpleging: die patiënten werden in sanatoria verpleegt en daarmee werd TBC-verpleging een specialisme.

Zuster Melk
Het algemene leerboek ziekenverpleging geschreven door zr. H. A. Melk, uitgegeven in 1931, is al gericht op de verbetering van de attitude, naast het leren van technische vaardigheden, regels t.a.v. hygiëne en psychologische aspecten. Bij de basisregels staat: “Spreek en beweeg rustig. Haastige, drukke mensen zijn een kwelling voor een zieke. Rustig zijn sluit echter opgewektheid niet uit. Een zonnige zuster is een zegen in de ziekenkamer, waar de vreugde ook haar scepter kan zwaaien, zij het op stille wijze.”
Ook in het sanatorium waren vrouwen- en mannenafdelingen. Over het verschil in benadering zegt zuster Melk het volgende: “Mannen zijn over het geheel niet moeilijk te verplegen. Ze hebben vaak veel interesse voor allerlei dingen buiten die ziekenzaal, als ze niet àl te ziek zijn. (...) Op de zaal neemt al gauw de buurman deel aan het gesprek, ze redeneren dan samen verder en gij kunt rustig doorgaan met uw werk, al moet ge op de conversatie blijven letten. Een ziekenzaal is neutraal terrein, politieke en godsdienstige vraagstukken late men bij voorkeur buiten beschouwing. (...) Op een mannenzaal moet zij enigszins gereserveerd zijn, niet familiaar, terwijl coquetterie is uitgesloten.”
“Vrouwen zijn betrekkelijk gemakkelijk te verplegen, daar wij ze als regel beter begrijpen. We kunnen haar ook, ongestraft meer hartelijkheid betonen en haar trachten te troosten, als ze tobben.”

tbcHet spanningsveld van afstand en nabijheid. Soms ook letterlijk: “Zorg er voor, dat ge een patiënt niet doet schrikken, door geruisloos aan te komen en u over hem héén te buigen. Slaat hij de ogen op, onwetend dat gij daar zijt, dan kan hij hevig ontstellen. Door even met de schort te waaien, als we naast de patiënt staan, veroorzaken we een klein geluid, voldoende om een wakker liggende te waarschuwen, te licht om een slapende te wekken.”

Mijn vader is goed begeleid. Niet onbelangrijk was de advertenties die hij in bladen heeft gezet in de trant van “Gevraagd postzegels om te verzamelen tijdens mijn kuren!” Hij heeft er duizenden gekregen van heinde en ver. Het heeft jaren gekost om alles te verwerken.
In 1949 werd hij gezond verklaard en ontslagen, waarna hij zijn leven na zeven jaar ziekte weer heeft opgepakt. Die zeven jaar heeft hij makkelijk ingehaald door twee keer zo hard te werken als gemiddeld.


© Jan Nico Mulderij, 2020
Contact